tekst & fotografie: Roeland Vranckx
Bloed, zweet en tranen kost het soms om een klant te overtuigen dat zijn of haar tuin ook een boom nodig heeft. Siergrassen, een paar struiken... geen probleem. Maar een boom, ho maar.
Zelfs wanneer we de meest welsprekende pleidooien houden, de mooiste plaatjes tonen van bomen met bloemen als vuurwerk, knoppen als fluweel, bladkleuren als een Picasso, fraaie winterstructuur, uniek schaduw- en lichtspel, bijzondere bast,… slagen we er vaak niet in om onze klanten te overtuigen. Dat hun tuin te plat, te strak, te clean is zonder boom. Dat hun tuin geen ziel heeft zonder boom. Dat een boom de meest zichtbare en tastbare getuige van de seizoenen is. Dat een boom meer is dan er staat, de 'beeldspraak is van de ruimte', zoals de dichter schreef, en met de jaren alleen maar mooier wordt.
Ze houden wel van bomen en ze willen ook wel meer bossen om in het weekend te gaan onthaasten. Maar niet in hun eigen tuin. Want bomen nemen zon en licht weg en zorgen in de herfst alleen maar voor vuiligheid en extra werk.
Hoe anders was het vroeger. Mijn grootvader zaliger, tuinaanlegger in de jaren ‘50, verkocht bomen bij de vleet. Met hier en daar een struikje erbij. In die tijd betekende ‘tuinaanleg’ vooral ‘bomen planten’: fruitgaarden, populieren, dennen, acacia’s, eiken, ook soms berken of een Apenverdrietboom, en heel af en toe leilindes.
Toen zijn zoon hem in de jaren '60 opvolgde, was het aanbod al wat ruimer en ging men met bolplatanen en -acacia’s, lijsterbes, sierkersen, esdoorn, mei- en christusdoorn aan de slag. Piramides van Carpinus, Prunus of Taxus, als de ruimte te krap was.
Dat wij vandaag steeds meer moeite hebben om bomen te slijten, is des te spijtiger als we het enorme aanbod zien waaruit wij tuinenmakers kunnen kiezen. Er bestaat geen enkel excuus meer om in elk groenproject, hoe klein ook, geen boom te voorzien.
Neem nu het aanbod van de zuilbomen, om er een kleine groep uit te plukken. Je kan bijna geen boomsoort meer bedenken waarvan geen zuilvorm bestaat. Zo bestaan er prachtige zuilvormige variëteiten van de haagbeuk en de beuk, van de meidoorn, de hulst, de eik, de lijsterbes en zelfs van taxus en toverhazelaar.
Zuilbomen spelen perfect in op de behoefte van onze doorsneeklanten. Zij wonen op een kavel van ca. 5-15 are en bezitten een middelgrote tuin. Het huis heeft overal grote ramen. Want licht en ruimte zijn belangrijk, zo poneerde hun architect. En wat is er leuker om samen vanuit het bad of het bed de sterren te bewonderen...
Maar ze vergaten dat hun buren vlakbij wonen, en ongeneerd langs alle kanten kunnen binnenkijken. Of dat het uitzicht op de appartementsgebouwen in de buurt of de fabriek in de verte, toch minder idyllisch is dan gedacht.
Dan worden wij ingeschakeld om dat euvel te verhelpen. Liefst zonder de zon- en lichtinval in woning en terras te hypothekeren…
Een zuilboom kan dan soms soelaas bieden. Die kenmerkt zich door een kleine kroondiameter, al bij al twee meter, maar wordt toch hoog genoeg. Ze hoeven ook geen burenruzies te vrezen, want de boom zal niet over de scheiding groeien. Dat de boom niet moet gesnoeid worden, is een bijkomende troef. Gedaan dus met het verminken van bomen die te groot zijn geworden voor hun standplaats.
Zuilbomen zijn dé bomen van de toekomst. En toch. Toch droom ik soms van projecten waar ik bomen kan planten die ongestoord groot kunnen worden. En in het diepst van mijn gedachten fantaseer ik zelfs over een project waar Apenverdrietbomen de dienst zouden uitmaken. Als een eerbetoon aan mijn grootvader. Maar welke kweker biedt die boom nog aan?