ZO-magazine
Als 15-jarige ging André Vranckx (65), tezamen met vader Alfons, grasperken maaien in ruil voor een –toen nog onalledaags- begeerd flesje Coca-Cola. Met eenzelfde enthousiasme richtte hij later zijn pijlen op de studierichting Landschaps- en tuinarchitectuur. André trad daarmee in Alfons’ voetsporen, die de kost verdiende met tuinonderhoud en boomgaarden-aanleg.
“De laatste decennia is er superveel veranderd in de tuinbranche”, vertelt André. “Het droomplaatje van mensen is pas compleet als een perfect geboetseerde tuin de woning flankeert. Ze zijn, geïnspireerd door glossy tuinmagazines, terecht veeleisend. Anders dan vroeger, hebben ze de keuze uit een eindeloos materialenaanbod. We moesten 30 jaar geleden inventiever zijn dan nu.”
Zoon Roeland (33), eveneens gediplomeerd tuinarchitect, zet nu beide schouders onder het beheer van het hoveniersbedrijf. Zijn takenpakket loopt van a tot z in het hele tuinverhaal, van het ontwerpen tot werfopvolging- en oplevering. Onderling wordt er veel gediscussieerd over ‘tuinontwerpen’, maar dat beschouwen de creatieve bloedverwanten eerder als een verrijkend pluspunt. “Ik denk dat ik als junior iets innovatiever en gedurfder uit de hoek kom”, stelt Roeland. “Een gedegen klantbegeleiding is voor mij ook essentieel. Cliënten worden voortdurend gebrieft over de progressie der werken.” De klant wordt bij Vranckx klaarblijkelijk nog het hof gemaakt.
André voelt zich het best in zijn sas achter zijn tekentafel: “Ik blijf schetsen met potlood en inkt op papier. Driedimensionale computerplannen zijn misschien een lust voor het oog, maar het geschminkte lijnenspel is vaak niet doordacht.” Inhoud gaat bij Vranckx altijd boven vorm. Het woord ‘standaard’ staat duidelijk niet in hun woordenboek. “Elke tuin is maatwerk. Wij beschouwen ons vak nog als een ambacht.”