Sleutel op de tuinpoort met maximale betrokkenheid

Een huis bouwen mag dan een grote kunst zijn, het creëren van een groene buitenruimte die op aangename wijze de seizoenen weerspiegelt en oogstrelend harmonieert met de woning is de mooiste van alle kunsten. Vertrekkend vanuit deze nobele filosofie tekent en realiseert Tuinarchitectuur Vranckx uit Geel al meer dan 35 jaar de meest uiteenlopende tuinontwerpen. Ook zoon Roeland Vranckx werkt mee in het familiale tuinarchitectenbureau, dat een gedegen combinatie van creativiteit en vakmanschap hoog in het vaandel draagt.

VOELING HOUDEN

Het ontwerpen en realiseren van tuinen zit de familie Vranckx in het bloed. De ‘roots’ van het tuin- en landschapsarchitectenbureau liggen in het begin van de jaren dertig van de vorige eeuw. De vader van huidig zaakvoerder André startte toen met een eigen bedrijfje dat zich aanvankelijk toelegde op het aanleggen van gazon en kleine tuintjes met eenvoudige materialen en dito beplanting. “Ook het snoeien van bomen en het onderhoud van boomgaarden, tuinen en hovingen maakte standaard deel uit van mijn vaders werk”, herinnert André Vranckx zich nog levendig. “Vader reed uren ver met de fiets om bijscholing te volgen. In die tijd trok ik als jonge knaap regelmatig mee naar de werven om mijn vader een handje toe te steken. Op die manier ben ik zelf in de tuinwereld gerold, want aanvankelijk was er geen haar op mijn hoofd dat dacht de zaak van vader verder te zetten. Achteraf bekeken werd ik er min of meer toe gedwongen, maar in die tijd sprak je je ouders niet tegen. Ik trok naar Vilvoorde en studeerde er voor tuinarchitect. Op de keper beschouwd was ik in die tijd in geel en omgeving een uitzondering. Het beroep van tuinarchitect was toen niet meteen gangbaar. In het begin was ik dan ook vaak actief in de aanleg, maar door de jaren heen ben ik steeds meer beginnen tekenen. Vandaag combineer ik nog steeds beide disciplines, want persoonlijk vind ik het belangrijk om een soort voeling te houden met de bodem, de planten, de materialen,... Bovendien merken we dat de mensen die de ontwerpen door ons ook laten uitvoeren – we tekenen hoofdzakelijk plannen die andere tuinaannemers afwerken, maar ongeveer 20% voeren we zelf uit – het op prijs stellen dat de architect zelf regelmatig op de werf aanwezig is.”

VLUCHTEN IN DE TUIN

Ook zoon Roeland trad in vaders voetsporen. De groene vingers zitten klaarblijkelijk in de familiegenen ingebakken. “Ook ik heb uiteindelijk de studies Landschaps- en Tuinarchitectuur in Vilvoorde aangevat”, gaat Roeland verder. “Na het behalen van mijn diploma had ik de smaak pas goed te pakken. Ik heb aansluitend nog een drie jaar durende masteropleiding Stedenbouw en Ruimtelijke Planning gevolgd en ½ jaar Verkeerskunde bij genomen. Dankzij die extra opleidingen heb ik vandaag een goed inzicht in het ontwerpen op grote schaal. We tekenen immers ook plannen voor openbare besturen, maar die werken voeren we niet zelf uit. Na mijn schooltijd heb ik rustig de voor- en nadelen van het beroep tegen elkaar afgewogen en de beslissing genomen om thuis in de familiezaak te stappen. In mijn onderbewustzijn ben ik wellicht altijd een tuinman geweest. In mijn jeugd vluchtte ik regelmatig naar onze tuin – ik heb vier zussen én ik ben de jongste – om er in een 19 meter hoge Sequioa te klimmen en er één te worden met de natuur. Ook mijn kamer was steevast een toonbeeld van een ‘tuinman in spe’. Ik revalideerde bijvoorbeeld planten uit moeders bloemenwinkel en stalde ze in mijn junglekamer uit. Als jonge knaap trok ik met vader André mee om tuinen op te meten en bezocht ik de werven. Ik voelde me ook nooit te beroerd om na schooltijd onze tuinwerkmannen een handje toe te steken. Ik leerde er op een kritische manier naar tuinen kijken en deed onbewust ervaring op in het analyseren van de mensen en hun behoeften op het vlak van de tuin die ze voor ogen hadden. Ook vader en moeder hebben mij daarin gestimuleerd, maar druk op de ketel om in de zaak te komen heb ik nooit ervaren.”

KLEINSCHALIGHEID

De samenwerking tussen vader André en zoon Roeland loopt van een leien dakje. “Samen vormen we een hecht team en hebben we een kleinschalig ontwerp- en studiebureau uit de grond gestampt. Ik stip graag het woord ‘kleinschaligheid’ aan omdat bij ons kwaliteit absoluut primeert. Vader was een pionier in het vak hier in de Antwerpse Kempen en door de jaren heen kwamen er voldoende uitbreidingskansen. Toch is het onze wens om de activiteiten veeleer op een eerder kleinschalig niveau voort te zetten. Een zo hoog mogelijk omzetcijfer scoren, staat niet in ons woordenboek. Vanzelfsprekend willen ook wij goed onze boterham verdienen, maar over lijken gaan doen we niet. Het vak van tuinarchitect, en bij uitbreiding ook tuinaannemer, is een ambacht, waarvoor vakkennis en voeling met plannen, planten en materialen nodig is. Wij weigeren om ons beroep tot een soort industrie te laten verworden. Engagement is een woord dat te pas en te onpas in de mond wordt genomen, maar bij ons is het echt geen loos begrip. In elk project handhaven we onze bedrijfsfilosofie die op kwaliteit en vertrouwen stoelt. Enkel op die manier ben je in staat om met elke klant, elke kavel, elke tuin,... een innige relatie te onderhouden. Tot op het afwerkingsniveau – wij noemen dat graag ‘sleutel op de tuinpoort’ – willen wij voor de volle 100% bij het project betrokken blijven. Of dat in de toekomst haalbaar blijft, is momenteel koffiedik kijken, maar de kwaliteit, zowel in ontwerp als aanleg, blijven waarborgen met het accent op het ambachtelijke, moet volgens mij een haalbare kaart blijven.”

HANDEN VUILMAKEN

Net als bij veel andere vakmensen in de tuinbranche steekt het bij vader en zoon Vranckx dat bepaalde aannemers, vaak dan nog ongeschoolde, het grote kapitaal najagen en de tuinarchitectuur niet beschouwen als een kunst maar als een middel om vlot de financiën aan te vullen. “Zij bezondigen zich aan namaak en imitatie en zijn een smet op ons beroep”, vindt ook vader André. “Precies daarom staan we zelf onze tuinlieden bij om het ontwerp ter plaatse te realiseren. We schrikken er heus niet voor terug om onze handen vuil te maken en in de grond te wroeten. We zijn geboren perfectionisten en kunnen het niet over ons hart krijgen om al onze tuinaannemingen uit te besteden. Zelfs al volg je die werken dagdagelijks op, dan nog zijn er zaken zoals klinkerverbanden, aanplantingen, snoeiwerken,… die we persoonlijk liever anders zien en die we naar onze bescheiden mening door onze jarenlange ervaring ook zelf beter doen.”

“Als ik niet zelf achter de tekentafel zit, trek ik mee naar de werf om een handje toe te steken”, geeft ook Roeland graag toe. “De goede gang van zaken tijdens de aanleg en het onderhoud van de besproken tuin is sinds een vijftal jaar mijn verantwoordelijkheid.”

ARBEIDSKRACHTEN

André en Roeland hebben vandaag meerdere fulltime tuinarbeiders in dienst en werken daarbuiten met zelfstandige tuinaannemers die de klappen van de zweep kennen. In het verleden liep het aantal eigen mensen ooit op tot tien. “Die vermindering kwam er noodgedwongen, maar niet omdat we minder werk zouden hebben”, stelt André. “Integendeel moeten we regelmatig werk weigeren, zowel op het vlak van tuinarchitectuur als tuinaanleg. Het probleem waar wij, en ook een groot deel van onze collega’s mee te kampen hebben, is het gebrek aan valabele arbeidskrachten. Het lijkt wel of niemand nog bereid is om met zijn handen te werken, tenzij als zelfstandige. Er zijn al niet veel jongeren die het vak willen aanleren en diegene die we dan wel kunnen aanwerven, maken dankbaar gebruik van onze kennis om hier een praktijkopleiding te volgen en bollen het, eenmaal ze min of meer weten waar de klepel hangt, af om een zelfstandige zaak op te starten. Dat is uiteraard ieders goed recht, maar het kost ons handenvol geld om telkens weer van nul af aan te beginnen en nieuwe krachten op te leren. Het werkt niet bepaald motiverend als je er iedere keer weer tijd en energie moet in stoppen. Vandaar onze bewuste afbouw naar minder tuinlieden in loondienst. We leggen de lat ook zeer hoog omdat we, zoals eerder in dit gesprek aangehaald, opteren voor kwaliteit.”

'KOPJE' BIJHOUDEN

Mochten André en Roeland voldoende gemotiveerde mensen vinden die echt een kei in hun vak zijn, dan mogen ze wellicht meteen starten. “We krijgen vaak te horen dat iemand zoveel vierkante meter verhardingen per uur kan aanleggen, maar dat telt niet bij Vranckx”, gaat André verder. “Het moet vooral goed zijn, want de ontwerpen van onze verhardingen zijn niet eenvoudig en je moet er echt je kopje bij houden. Klanten vertellen ons dat ze bewondering hebben voor het esthetische gevoel dat wij in onze verhardingen leggen. En daar zijn we echt wel trots op, want we maken er een erezaak van om verschillende materialen te combineren en inventieve legverbanden uit te tekenen. Het spreekt voor zich dat niet om het even welke ‘kasseilegger’ dat tot een goed einde kan brengen. Vaak krijgen we van mensen die bij ons een ontwerp bestellen, maar het zelf of door iemand anders laten uitvoeren, de vraag om toch even langs te komen om uitleg te geven omdat de klinkerlegger het noorden kwijt is. In elk ontwerp, of het nu een stadstuintje dan wel een landschappelijke tuin is, primeert schoonheid, vervolmaking en duurzaamheid. Een opdracht is voor ons niet zomaar een nummer in de rij, maar een nieuwe uitdaging die we iedere keer weer met groot enthousiasme en volledige overgave tegemoet gaan. We keuren de aanpak van sommige grote studiebureaus af. Er zijn 'tuinarchitecten' die aan de hand van wat fotomateriaal aan de 'lopende band' tuinplannen produceren, vaak zonder ook maar enige persoonlijk binding met de opdrachtgevers. Sommigen gaan zelfs niet op locatie en kunnen onmogelijk de sfeer van de plek in kwestie opsnuiven.”

FUNCTIONEEL EN TIJDLOOS

De jongste jaren neemt Roeland meer en meer tekenwerk voor zijn rekening. “Soms volg ik de artistieke en praktische denkmethoden van vader André, maar de laatste tijd bewandel ik meer en meer persoonlijke paden als het op ontwerpen aankomt. Vader is eerder conservatief ingesteld en grijpt vaak terug naar zijn gebruikelijke en vertrouwde architectuur. Persoonlijk baseer ik me liever op wat het terrein en de omgeving verlangen. Ik hou rekening met de stijl van het huis en wat de mensen die er wonen precies verlangen. Wat we wel gemeen hebben, is onze liefde voor snoeivormen en toepassingen met hagen. De vaak geraffineerde wijze waarop ook veel andere tuinarchitecten in Vlaanderen dit element toepassen, werpt zich op als één van de boeiendste aspecten van de Vlaamse tuincultuur. Een buitenruimte moet stijl hebben, gebaseerd op de smaak van de klant, en het hele jaar door een lust zijn voor het oog. De doordachte vormgeving met een zowel landschappelijk als esthetisch verantwoord cachet moet uitmonden in een vlotte combinatie van tijdloosheid, functionaliteit en ontspanning. Voor ons is het vanzelfsprekend dat we de buitenruimte optimaal benutten met een minimum aan ingrepen. De tuin vormt een volwaardig verlengstuk van de leefruimte en moet dan ook uniek, sfeervol en intiem zijn. In al onze ontwerpen streven wij naar een hoge interactie tussen vormgeving, de stijl van de woning, de beplanting en de verhardingen.”

INGREDIENTEN VAN HET ONTWERP

Een tuin is voor André en Roeland veel meer dan een samenraapsel van beplantingen en verhardingen binnen een verantwoord lijnenspel. “Bij het opmaken van het beplantingsplan gaan we niet over een nacht ijs. Bomen, struiken, heesters, perkplanten, winterbloeiende planten,… alles heeft een duidelijke bestemming. Bij het kiezen van de planten houden we rekening met de omgeving de bodemgesteldheid, de zonnestand, de windval,... Het is immers belangrijk om te weten welke planten waar thuishoren en wat de eisen zijn die ze aan hun leefomgeving stellen. De beplanting moet harmonieus zijn om de globale vormgeving van de tuin extra te ondersteunen. Meestal volgt het beplantingsplan het ontwerpidee, maar het kan ook omgekeerd zijn en dienen als basis voor het ontwerp. Planten hebben door de seizoenen heen verschillende verschijningsvormen. Voor ons is het een uitdaging om onderlinge combinaties te maken of spontaan te doen ontstaan opdat de tuin in elk seizoen telkens weer anders wordt ervaren. We laten het beplantingsplan ook vergezeld gaan van een onderhouds- en plantafbeeldingsboekje met de juiste benamingen van de planten, de snoeiwijzen, onderhoudstips,… Ook bij de keuze van het tuinmeubilair geven wij graag het gepaste advies. De verhardingsmaterialen sluiten naadloos aan op het uiteindelijke karakter en de sfeer die de tuin moet uitstralen. Wij opteren voor duurzame materialen met een goede structuur en patina die mooi blijven als ze verouderen. Wij leggen graag de klemtoon op de detaillering en de sierlijek combinaties die essentieel zijn binnen het bestratingsplan. Een volgende punt van het ontwerp is een correct gepositioneerde tuinverlichting die de tuin ’s avonds een feeëriek karakter moet meegeven. Wie een kunstobject in de tuin, kan ook op onze medewerking rekenen. Wij zoeken uit waar het object best wordt gepositioneerd en zorgen dat het tuinontwerp daardoor een meerwaarde krijgt. Ten slotte zijn er ook de waterpartijen die de vierde dimensie tot leven laten komen. Water kan op verschillende manieren in de buitenkamer opduiken: een natuurlijke zwemvijver, een gewone vijver, een waterval of fontein, een minimalistische waterbak, moeras, een miniatuur waterlandschap,… het kan allemaal. Op het vlak van stijlen tekenen we precies wat de klant verlangt. Uiteraard hebben we ook onze persoonlijke voorkeur, maar deze mag niet van doorslaggevend belang zijn. We gaan zeer diep in op de wens van de klant en gaan in dialoog om precies te weten in welke stijl we de tuin kunnen tekenen. Groot of klein, klassiek of modern,… in wezen maakt het niet uit, maar altijd letten we strikt op de juiste balans tussen vormgeving en functionaliteit.”

PRIJSPROBLEMATIEK

Bij een goed uitgevoerd ontwerp hoort ook een correcte prijs. Iedereen denkt dan meteen dat tuinarchitecten dure vogels zijn. “Onterecht”, meent Roeland Vranckx. “In Vlaanderen heerst nog steeds het idee dat het onder de arm nemen van een tuinarchitect ontzettend duur is en enkel voorbestemd voor welgestelde burgers. Niets is minder waar! De kosten voor een professioneel tuinontwerp zijn zelfs zeer laag in vergelijking met de aankoopkosten van een stuk bouwgrond en de bouw of koop van een huis. Ook de inrichting, de meubelen, de keuken,… kosten vaak handenvol geld. Mensen moeten dringend begrijpen dat het prijskaartje van een tuin helemaal niet gepeperd hoeft te zijn. Ze moeten ook goed beseffen wat ze ervoor in de plaats krijgen. We moeten ook benadrukken dat tuinaanleg ook gefaseerd kan verlopen. Alles start bij een globale visie op het geheel, maar er wordt vandaag de dag teveel gedacht vanuit de ‘invulling’. Dingen worden wegens geldgebrek achteloos in de ruimte gezet en naar eigen goeddunken gerangschikt. De cirkel moet echter omgekeerd draaien: eerst een ontwerp en pas dan de concrete uitwerking en invulling. Als tuinontwerpers trachten we diverse tuindelen aan elkaar te koppelen tot een samenhangend geheel om dit vervolgens te doordrenken met onze creativiteit en ruimtelijke intelligentie zodat het eindresultaat een unieke kwaliteit krijgt. Ook met de mentaliteit van de (bouw)architect loopt een en ander verkeerd. Een tuinarchitect wordt altijd pas na de bouwfase ingeschakeld, meestal in een te laat stadium. Wij moeten dan rekening houden met het karakter en de indeling van de woning en, meer dan ons lief is, onvolkomenheden wegwerken om alsnog een eenheid te creëren tussen huis en tuin. Waarom kunnen we niet bij de aanvang van een bouwproject samen rond de tafel zitten om gezamenlijk tot een globale visie te komen? Een tuinarchitect bekijkt een bouwplek of buitenruimte door andere ogen. Hij kan zowel de woning als de tuin, al dan niet met tuingebouwen, zo lokaliseren en construeren dat deze optimaal ingeplant en aan elkaar gerelateerd worden en er fraaie diep- en vergezichten van binnen naar buiten ontstaan. Ook met de vraag hoe we een tuin kunnen combineren met energiebesparende toepassingen en klimaatsfactoren weet een tuinarchitect raad. Tuinarchitectuur als buitenkunst wordt zwaar onderschat, terwijl het ontegensprekelijk een zaak is van weloverwogen intenties en inzichten.”

PROJECT IN DETAIL

Een kloostertuin in Leuven

In opdracht van de Zusters Franciscanessen van het H. Hart uit Leuven ontwierp tuinarchitectenbureau Vranckx een kloostertuin die, omgeven door de drukte van het alledaagse leven, een oase van rust en stilte vormt in de Leuvense binnenstad. Met de heilige Franciscus als inspiratiebron koos men voor een gemengde tuin met onder meer drie tuindelen (binnentuin, buxustuin en rozentuin) die als ijkpunten een eigen sfeer scheppen en toch naadloos op elkaar aansluiten. Centraal in de binnentuin, die omzoomd wordt door lindebomen, bevinden zich een vijver en waterfontein. “Waterbronnen zijn symbolen van de levenschenkende kracht van de aarde”, legt Roeland Vranckx uit. “De fontein en vijver weerspiegelen de hemel, de afgeronde vormen van het ontwerp verijzen naar het eeuwige leven’. In de christelijke traditie keert ook de lindeboom terug als metafoor voor liefde (hartvormig blad), maar ook dierbare mensen worden er door in herinnering gehouden.

 

Aangezien in onze streken nauwelijks palmbomen voorkwamen, zochten onze voorouders hun toevlucht tot Buxus om de palmtakken te vervangen die volgens de overlevering gebruikt werden om Jezus te verwelkomen in Jeruzalem. Een palmtak wordt aangewend als teken van overwinning en was ook vroeger prominent aanwezig in de kloostertuin. Naast de knap gestileerde buxuspartijen vinden we in de buxustuin ook een zonnewijzer, een oude Prunus cerasifera ‘Atropurpurea’ (kroosjespruim), witte krokussen in het gazon en een rustbank omgeven door Taxus. De aparte entiteit van de tuin wordt beklemtoont door gebruik te maken van een beukhaag. De verharding bestaat, net als in de rest van de kloostertuin, ook hier uit arduin en dolomiet.

 

De bloemenpracht van de rozentuin met tal van rozensoorten verwijst naar de verschillende vormen van liefde als inspiratiebron voor leven en geluk. De aangeplante rozen vormen samen een rozenkrans, waarvan de ‘kralen’ gebeden zijn die door de maagd in dank werden aanvaard en tot een mooie krans werden samen geregen.

Een volwaardige kloostertuin kan ook moeilijk zonder kruiden die niet alleen gebruikt werden om voedsel te bereiden, maar ook en vooral omwillen van hun geneeskrachtige werking. Kloosters vingen in het verleden vaak zieke mensen op en makten dankbaar gebruik van kruiden zoals rozemarijn, salie, citroentijm, kruiptijm, lavendel en Sint-Janskruid (Hypericum). Het sap van dit laatste kruid zou een herinnering vormen aan de bloederige onthoofding van de apostel Johannes.

 

Door de aanplant van hoge hagen is de kloostertuin van de Zusters Franciscanessen, die overigens bijzonder in hun nopjes waren met de realisatie van André en Roeland Vranckx, ook een ‘besloten hof’ met wandel- en bidpaden. De muur vormt dan weer een kruisweg, waar men die herinnert aan de lijdensweg van de ter dood veroordeelde Jezus Christus. De tuin kreeg hier en daar ook ‘stille hoekjes”, waar de mens ook mentaal tot rust kan komen.

In elke kapel of kerk sieren snijbloemen het altaar waar de eredienst wordt opgedragen. De zusters haalden hun bloemen steevast uit eigen tuin, zodat ook hier prachtige bloemen bloeien in de plantenborders met struiken en vaste planten. In de kloostertuin vinden we onder meer ook Hamamelis, Skimmia, Viburnum Bergenia, Philadelphus,Leucothoe, Syringa, Campanula, Cornus, Ilex, Crataegus, Anemone, Hortensia, Echinops, Phlox, Alchemilla, Pachysandra,… Als bodembedekkers zijn er enkele soorten Sempervivum (altijd groen = eeuwig leven, terwijl ook hulst (Ilex) dat bij het kerstfeest hoort en al eeuwen gebruikt wordt als versiering, niet mocht ontbreken. Ook hier vinden we een verwijzing naar het lijden (de doornenkroon met de bloedrode bessen) van Jezus.

a2hs_explain
a2hs_tap
a2hs_then